Chronische pijn in de buik.

Pijn in de buik is om verschillende redenen moeilijk te beoordelen.
In de buik, met name in buikvlies en darmstelsel, zijn veel minder 'pijnontvangers' (nociceptoren) aanwezig dan in de rest van het lichaam, bijvoorbeeld de huid: minder dan 10% van alle prikkels die ons centrale zenuwstelsel bereiken, is afkomstig uit de buik.
Dit relatief geringe percentage is ook nog afkomstig uit een groot gebied.

Extreme uitrekking van of trek aan de darmen wordt als een naar, hol gevoel of pijn omschreven.
Wel zijn specifieke pijnontvangers (nociceptoren) aanwezig in de galwegen, die bij drukverhoging geactiveerd kunnen worden.

Pijnprikkels verlopen via de 'pijnbanen' tezamen met de sympathische en parasympathische zenuwvezels.
De activiteiten van de nociceptoren worden dus niet, zoals vaak wordt gedacht, door het sympathische of parasympathische systeem getransporteerd, maar via eigen vezels.
Wel speelt het parasympathische en sympathische systeem een rol bij de besturing van de darmbewegingen en daarbij dus ook bij het ontstaan van pijn.
De pijn is vaak koliekachtig en gaat vaak gepaard met misselijkheid en braken.

Overschakelingen in het ruggenmerg kunnen leiden tot een maskering van de oorsprong van de pijn.
Tussen de gebieden in het ruggenmerg die pijnprikkels ontvangen bestaat soms een overlap tot 100%.
Zo ontstaat 'afgeleide pijn', ook wel 'referred pain' genoemd.

Bij een galblaasontsteking of prikkeling van het middenrif kan iemand de pijn bijvoorbeeld ter hoogte van het schouderblad ervaren.

Bij blindedarmontsteking wordt bij lokale ontsteking de pijn gevoeld rondom de navel, vanwege het kleine aantal nociceptoren in de blindedarm en de overschakelingen binnen het zenuwstelsel.
Bij uitbreiding van de ontstekingsreactie zal de prikkeling van een groter aantal nociceptoren leiden tot pijn in de rechteronderbuik.


De pijngeleiding vanuit de buik.
Pijn in de huidgebieden en verhoogde spierspanning ontstaan door geleiding vanuit het ruggenmerg.

Oorzaken.

Bij chronische buikpijn moet natuurlijk eerst de oorzaak van de pijn worden gevonden en vervolgens behandeld.
Mogelijke oorzaken zijn:

  • Chronische ontsteking van de alvleesklier
  • Een kwaadaardige aandoening in de buik
  • Vergroeiingen in de buikholte ten gevolge van eerdere buikoperaties
  • Beschadigingen van de zenuwen in de buikwand na buikoperaties (N ilioinguinalis en N genitofemoralis of takjes daarvan), wat kan resulteren in chronische buikpijn bij het litteken en in de buikwand.
    De pijn bestrijkt meestal een groter gebied dan het oorspronkelijke litteken en kan moeilijk te behandelen zijn.
  • Stoornissen in de bewegingsactiviteit van de slokdarm, maag en darmstelsel kunnen aanleiding geven tot pijnklachten, bijvoorbeeld het 'irritable bowel'-syndroom.

    Therapie.

    Chronische buikpijn vereist in een aantal gevallen een interdisciplinaire samenwerking.
    Stel, de chirurg en internist besluiten tot verwijzing naar een polikliniek ter behandeling van pijn.
    Dan moeten zij bij het allereerste contact met de patiënt overwegen om bij chronische buikpijn door een niet-kwaadaardige aandoening of zonder duidelijke oorzaak, ook een psychologisch onderzoek en begeleiding te laten verrichten.
    Het is voor patiënt en psycholoog overigens erg vervelend slechts te verwijzen naar de psycholoog als 'er verder geen therapeutische mogelijkheden meer voorhanden zijn'.
    Een uitspraak als 'het zit toch tussen de oren' is natuurlijk volstrekt misplaatst.
    Chronische buikklachten kunnen evenals alle andere vormen van chronische pijn psychische klachten veroorzaken en psychische klachten kunnen ook tot uiting komen via buikklachten.

    Chronische alvleesklierontsteking, kwaadaardige aandoeningen in de buik, vergroeiingen in de buikholte en stoornissen in de voortstuwende werking van het darmstelsel, kunnen in een groot aantal gevallen chirurgisch worden behandeld.

    Voor de pijnbestrijding van buikpijn van niet-kwaadaardige aard met medicijnen worden stap 1 en 2 van het stappenplan (hoofdstuk 'Algemene behandelingsmethoden van pijn) toegepast.
    Met name tricyclische antidepressiva (amitriptyline en clomipramine) of anti-epileptica (depakine, carbamazepine) kunnen neuropathische pijn doen verdwijnen of verminderen, zoals bij pijn in de buikwand ten gevolge van zenuwbeschadiging.
    Ook kan TENS worden toegepast: op of in de omgeving van de pijnlijke plaats.

    Bij bestrijding met medicijnen van buikpijn door een kwaadaardige aandoening moeten pijnstillende geneesmiddelen worden voorgeschreven aan de hand van pijnmeting volgens de drie stappen van het stappenplan (hoofdstuk 'Algemene behandelingsmethoden van pijn).
    Bij de keuze van een NSAID in de eerste fase moet men bij het voorschrijven rekening houden met mogelijke bijwerkingen, zoals maag-darmbloedingen.
    Daarnaast kunnen medicamenten worden toegepast die niet primair een pijnstillende werking hebben, maar door hun werking toch tot pijnstilling kunnen leiden.
    Voorbeelden zijn middelen tegen darmkrampen (spasmolytica), waarbij door het opheffen van het kramp de buikpijn verdwijnt, anxiolytica en slaapmiddelen waardoor de pijndrempel verhoogd kan worden en tricyclische antidepressiva of anti-epileptica ter bestrijding van neuropathische pijn.

    In fase 2 kunnen als zwakwerkende opiaten tramadol en codeïne worden gebruikt.
    Codeïne is bij aandoeningen van het maagdarmstelsel minder gewenst, omdat het een relatief geringe pijnstillende werking heeft bij een grote kans op obstipatie (darmverstopping).

    Bij de sterkwerkende opiaten, in fase 3, kan ook verstopping optreden; bij het gebruik van de pijnpleister met fentanyl is hier minder kans op.
    Biedt stap 3 bij een kwaadaardige pijn geen soelaas meer, dan kan spinale pijnbestrijding worden overwogen.
    De belangrijkste definitieve zenuwblokkades bij ernstige buikpijn, (meestal) ten gevolge van een kwaadaardig proces, zijn de plexus coeliacus blokkade, de plexus hypogastricus superior blokkade en het 'lower end block' (zie ook het hoofdstuk 'Pijn bij kanker').


  • Textur